Historische Kontekst

 

 

België in de 19 de en begin 20 e eeuw

 

Ontstaan van België

Na de nederlaag van Napoleon in Rusland in 1812, trekken de Franse troepen zich geleidelijk terug uit Nederland en vanaf 1813/14 ook uit de zuidelijke Nederlanden. Na het congres van Wenen in 1814 wordt de vereniging van Noord en Zuid Nederland bekrachtigd en later wordt Willem I aangesteld als Koning van de Verenigde Nederlanden. Enkele maatregelen van Willem I, vooral in verband met godsdienst en het gebruik van het Nederlands, vielen niet in de smaak van het zuiden en geleidelijk aan kwamen protest bewegingen op gang gesteund door vrijwilligers uit Frankrijk en door de zoon van Willem I, die zelf graag koning van de zuidelijke staten wilde worden. Hij ondernam een poging tot coup met steun van de Orangisten in Gent, Antwerpen en Luik, die echter mislukte. De onvrede mondt uiteindelijk uit in een opstand en straatgevechten in Brussel en uiteindelijk wordt de onafhankelijkheid van de Zuidelijke Provincies, België, uitgeroepen in oktober 1815. De Conferentie van Londen in januari 1831 erkend België als staat. Er wordt een voorlopige Regent aangesteld en een grondwet wordt goedgekeurd. Op 21 juli 1831 legt Leopold van Saksen-Coburg-Gotha de eed af en wordt Koning de Belgen.  Er waren echter nog wat onenigheden met Willem I over de scheidingsvoorwaarden en in augustus trekt hij met een leger België binnen en rukt in de "Tiendaagse Veldtocht" op tot aan Leuven waar het Nederlandse leger door een ter hulp geroepen Frans leger verslagen wordt, maar Willem I blijft wel in citadel van Antwerpen waaruit hij in 1832 door de Fransen verdreven wordt. De discussies rond het scheidingsverdrag blijven doorgaan. Nederland blokkeert de Schelde waarop een Frans-Engelse embargo wordt ingesteld tegen de Nederlandse kust. Na verschillende aanpassingen aan het scheidingsverdrag wordt in 1833 een overeenkomst gesloten maar vermits de Nederlandse regering de Belgische staat nog niet had erkend, blijven beide landen nog in staat van oorlog. Uiteindelijk, in april 1839 wordt het Verdrag der XXIV Artikelen, door België, Nederland en de andere mogendheden ondertekend, wat meteen de Belgische onafhankelijkheid waarborgt.

 

Economisch, sociaal en maatschappelijk

In 1850 werkte 50% van de Belgische bevolking in de landbouw, in 1914 nog 25%. Er was dus een belangrijke industrialisering gebeurd mede dank zij de ontwikkeling van de spoorwegen. Belgische bedrijven bouwden spoorwegen in Rusland, Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk, Italiê, Spanje en China, ook een tramnet in Caïro en waren betrokken bij de bouw van de Parijse metro, zowel via Belgisch kapitaal als arbeid.

Bij het begin van de 20 e eeuw was België het dichtst bevolkte land ter wereld en had het dichtste tram/trein net ter wereld. België was de 5 de economie en de 4 de handelsmacht in de wereld.

Maatschappelijk was het beeld minder rooskleurig. Van bij het ontstaan van België in 1831 tot in 1893 was hier het cijnskiestelsel van toepassing. Mannen boven 25 jaar, die voldoende belastingen betaalden, mochten kiezen. In de praktijk waren dat vooral adellijke grootgrondbezitters en industriëlen. In 1893 waren er zo ongeveer 130.000 kiezers, 4 % van de mannen. Na 1893 werd geleidelijk de Algemeen meervoudig stemplicht  voor mannen ingevoerd. Diploma's en (grond)bezit gaven recht op extra stemmen, tevens werd de opkomstplicht ingevoerd.Tussen 1902 en 1913 vonden er verschillende grote stakingen en betogingen plaats voor invoering van het Enkelvoudig algemeen stemrecht.  Dat kwam tenslotte in 1919 in voege voor mannen vanaf 21 jaar. pas in 1948 mochten (moesten) ook vrouwen gaan stemmen. was vrij laat in vergelijking met andere landen, alhoewel de vrouwen al eerder mochten deelnemen aan de gemeentelijke verkiezingen, of indien hun man gesneuveld was in de oorlog.

Naast een evolutie in de kieswetgeving  is er sinds de oprichting van België ook een evolutie in de taalwetgeving. Gedurende de Franse en Napoleontische periode was het Frans  de enige officiële taal. Na Napoleon werd in de vrede van Parijs beslist een bufferstaat op te richten ten noorden van Frankrijk. De omvang van deze staat werd bepaald op het Congres van Wenen (1815-1816) en omvatte België en Nederland. Deze staat, Verenigd Koninkrijk der Nederlanden  met  als koning Willem I, die echter ook Groothertog van Luxemburg mag worden. Dit is dus eigenlijk een Benelux avant la lettre. 

In België waren toen twee talen in gebruik. Het Nederlands in Vlaanderen, het Frans in Wallonië. In de praktijk was de ambtelijke taal vaak Frans. Na de oprichting van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden werd bepaald dat in de Vlaamse provincies de burgers in het Nederlands moeten terechtkunnen in hun betrekkingen met de overheid. In de grondwet werd daarom de taalvrijheid ingeschreven. In de praktijk veranderde dat weinig, zo bleef bvb het middelbaar onderwijs integraal Frans,. Dat veranderde gedeeltelijk in 1883. Pas in 1898 werden beide talen op gelijke voet als officiële talen erkend. Toch duurde het nog tot 1930 voordat de lessen aan universiteit Gent volledig in het Nederlands gegeven werden.

Deze taalevolutie is merkbaar in de akten. Voor de Franse periode werden enkel de parochieregisters bijgehouden. Die waren meestal in het latijn. Door Napoleon kwamen geleidelijk de akten van de burgerlijke stand in gebruik, uiteraard in het Frans. Vanaf ongeveer 1815 werden deze soms, niet overal in het Nederlands opgesteld. Op veel plaatsen is dat na 1830 geleidelijk terug veranderd in het Frans,  niet overal maar bvb in Vlaams Brabant werden in 1910 de akten meestal nog in het Frans opgesteld, weliswaar op tweetalig voorgedrukte formulieren.

In 1900 waren er nog 10 % ongeletterde rekruten. In Frankrijk, 4.7 % in Nederland 2.3 % in Duitsland 0.5 %

In 1910 konden  29 % van de Vlamingen niet lezen of schrijven. 22.5 % in Wallonië en 2.3 % in Brabant.

In 1913 werd er gemiddeld 13 uur per dag gewerkt, 60-80 uur per week. Het uurloon bedroeg 21 cent wat overeenkwam met de prijs van een brood, een liter melk, 2 kg aardappelen of 10 gr varkensvlees.

 

 

 

Denderleeuw - Asse

 

Door zijn gunstige ligging aan de Dender, en de vruchtbare gronden moet Denderleeuw, en dan vooral het gehucht Huissegem, al zeer vroeg bewoond geweest zijn, waarschijnlijk door de Nerviërs. Getuigen hiervan zijn de talrijke opgravingen van silex werktuigen uit het steentijdperk. Op het einde van het Neolithicum (circa 2000 voor Christus) waren de landbouwtechnieken al goed verspreid in deze streek.

Net voor het begin van onze tijdrekening vestigden de Romeinen zich in deze regio. Dat was een periode van relatieve vrede. Vanaf het einde van de vierde eeuw kwam aan deze "Pax Romana" een einde door de volksverhuizingen van Germaanse stammen, zelf  verdreven door de plundertochten van Attila en de Hunnen. Dat was ook het begin van de ondergang van het West-Romeinse rijk.

Vanaf de 5de eeuw komen de Franken zich in deze regio vestigen, vandaar plaatsnamen eindigend op -gem (zie oorsprong).

In de late 9de eeuw werd dit West-Frankische rijk ontbonden en ontwikkelde het Graafschap Vlaanderen zich in deze steken. Dit Graafschap ontwikkelde zich tot een efficiënte staat met sterk centraal gezag.

Door ontbossing en het cultiveren van onvruchtbare gronden ontstonden er vanaf de 11de eeuw verschillende landbouwexploitaties die de naam van de pas ontgonnen velden meekregen. Zo ontstond o.a. de naam "Huissegemveldeken".

Vanaf het einde van de 12de eeuw vormden Denderleeuw en Liedekerke een heerlijkheid. De heren van Liedekerke waren verwant met het geslacht van Gavere en bestuurden hun gebied vanuit het kasteel van Liedekerke, gelegen tussen de oude en nieuwe Dender in de huidige Kasteelstraat. In 1447 ging de heerlijkheid in handen van het huis Vilain en in 1627 ging het over naar het huis van Boussu. Het kasteel is nu verdwenen. (gravure)

In de 16de, 17de en 18de eeuw woedden in heel Europa godsdienstoorlogen en successieoorlogen. Ook deze streken werden geregeld onder de voet gelopen door Spaanse, Hollandse en Franse legers. De bevolking leed niet enkel door deze oorlogen en de opeisingen die daarmee gepaard gingen, maar ook door pestepidemieën. In 1713 kwamen de Zuidelijke Nederlanden waarvan deze streek toen deel uitmaakte, in handen van de Oostenrijk. Die periode bracht relatieve rust, maar de bevolking kwam uiteindelijk in opstand tegen de hervormingen van  keizer Jozef II. De Oostenrijkers werden in 1798 bij de Brabantse Omwenteling verjaagd. Maar ze kwamen spoedig terug  totdat in 1795 dit gebied ingelijfd werd bij Frankrijk. Dit was meteen het einde van het feodale stelsel: de middeleeuwse bestuurlijke er rechterlijke  instellingen werden opgeheven en het gewoonterecht werd vervangen door een eenvormig wetboek. Denderleeuw en Liedekerke werden gesplitst: Denderleeuw kwam bij het Scheldedepartement, het latere Oost-Vlaanderen, en Liedekerke werd ingedeeld bij het Dijledepartement. Ondertussen was het kasteel van Liedekerke in verval geraakt en werd tijdens de Franse Revolutie met de grond gelijk gemaakt.

In 1798 brak de Boerenkrijg uit als protest tegen de afschaffing van de katholieke godsdient en tegen de verplichte legerdienst. De opstand werd bloedig onderdrukt.

In 1799 nam Napoleon de macht over. In 1800 kondigde hij een nieuwe grondwet af. Iedere gemeente kreeg een burgemeester en een gemeenteraad. Na de definitieve nederlaag van Napoleon in 1815 kwam ons land bij het koninkrijk der Nederlanden tot het in 1830 een onafhankelijke staat werd.

In de tweede helft van de 19de eeuw evolueerde Denderleeuw stilaan van een boerendorp naar een stedelijke leefgemeenschat. Dit werd in de hand gewerkt door de kanalisatie van de Dender, de bouw van verkeerswegen en een brug en vooral van het station. Door de kanalisatie van de Dender ontstond het beroep van schiptrekker. De boten hadden toen nog geen motor en moesten van op de oever voortgetrokken worden, hetzij door mankracht, hetzij door paarden. Van die periode dateert ook de spotnaam voor de Denderleeuwenaren, nl " Schiptrekkers". Die woonden vooral in de wijk Huissegem.

 

Leuven

Er zijn sporen van menselijke aanwezigheid in deze streek van rond 30.000  v.Chr. Sporen van vaste bewoning rond 3500 v.Chr. , periode van de laatste ijstijd, zijn te vinden in Heverleebos. In de derde eeuw v.Chr werden de Kelten verdreven door Germaanse stammen en rond 160 v. Chr. leefde de Eburonen (Ambiorix) ten oosten van de Dijle en de Nerviërs ten westen. De Eburonen werden, na hun uitmoording door de legers van Julius Caesar, vervangen door Germaanse stammen  die van over de Rijn kwamen. Ze noemden zich Tungri. Ze leefden in de streek rond Tongeren.

De Dijle was de grens tussen het gebied van de Nerviërs, ten westen, en dat van de Tungri, ten oosten. Deze indeling werd door de Kerk gebruikt tot in 1559 (bul Super Universas). Dit had tot gevolg dat het Leuvense gewest lange tijd tot twee bisdommen (Kamerijk -oorspronkelijk dioecesis Nerviorum- en Luik -oorspronkelijk dioecesis Tungrorum-) behoorde. Uit opgravingen is gebleken dat rond 50 n.Chr. er bebouwing was in het centrum van het huidige Leuven. Leuven lag aan een belangrijke Romeinse verbindingsweg en aan de Dijle, wat een impuls tot groei en ontwikkeling omdat men zo in aanraking kwam met andere volkeren en ideeën uit de rest van Europa. Bij de inval van de Germanen in de 4de eeuw, werden systematisch alle sporen van de gallo-romeinse beschaving gewist. De wegen kwamen in verval, de handelsbetrekkingen verminderden, de velden werden minder onderhouden en er ontstond herbebossing.

In de 8ste eeuw werd de bevolking tot het christendom bekeerd. Hubertus van Luik is hier een belangrijke naam. De eerste kerken werden gesticht, zoals vermoedelijk ook de Sint-Pieterskerk in Leuven.

In 891 werd  voor de eerste keer de naam Lovanium of Loven vermeld en wel in de Annales Fuldenses naar aanleiding van de Slag bij Leuven, waarbij Arnulf van Karinthië er de Vikingen versloeg. De etymologische verklaring voor de naam Loven is: lo staat voor bos en ven voor moeras. Een mogelijke betekenis voor Leuven is dus een moeras in het bos. Het zuid-oostelijke deel van Leuven, tussen de Naamse straat en de Diestsestraat was bos, de rest was moerassig, behalve natuurlijk het hoger gelegen deel "Keizersberg".

In 870 was Leuven de hoofdstad van een gelijknamig graafschap. Dat graafschap besloeg het gebied tussen de Demer en de Dijle en tussen de Wasbeek en de Lobeek. Leuven werd waarschijnlijk als hoofdplaats gekozen door zijn gunstige ligging aan de Dijle en heirbaan Boulogne-Keulen. De eerste graaf Lambert I gaf Leuven een nieuw aanblik. De oude burcht, die in 884 door de Noormannen veroverd is geweest, werd verplaatst naar een eiland in de Dijle. De eerste handel begon ook op te komen. Godfried I liet een nieuwe Sint-Pieterskerk bouwen, in Maasromaanse stijl.  De kerk was een teken van de groeiende welvaart en bevolking.

 

 

 

Walshoutem - Walsbets - Wezeren - Waasmont

 

Tot 1963 maakten Walshoutem(Hautain l'Evêque) en de andere Vlaamse gemeenten van kanton LANDEN deel uit van de provincie Luik, administratief arrondissement Borgworm(Waremme), juridisch arrondissement Hoei(Huy). Tot 1/1/1965 behoorden Waasmont, Walsbets en Wezeren bij Walshoutem. Sinds 1/1/1977 behoort Walshoutem bij Landen, provincie Vlaams Brabant.